Zonder aanpassing van onze consumptie halen we de klimaatdoelen van 2030 niet

Klimaatprotest
Brent Bleys
Brent Bleys
Brent Bleys is hoofddocent aan de vakgroep Economie (Faculteit Economie en Bedrijfskunde). Hij doceert onder andere ‘Sustainable Development’, ‘Milieu-economie en -beleid’ en ‘Macro-economische Bedrijfsomgeving’. Zijn onderzoek focust op alternatieve welvaartsindicatoren, post-groei, milieuvriendelijke gedrag en subjectief welzijn.

OPINIE/ De aangescherpte klimaatambities moeten dringend vertaald worden in effectieve beleidsplannen. Daarbij moet niet enkel worden ingezet op technologische vooruitgang, volgens Brent Bleys. Hij pleit voor een post-groei-economie waarin we tot materieel lichtere levens kunnen komen zonder in te boeten aan levenskwaliteit:

De mondiale CO₂-uitstoot viel in 2020 terug met ongeveer 7%, één van de weinige positieve neveneffecten van de Covid-19 pandemie. Twee weken geleden kwam er echter ontnuchterend nieuws vanuit het Internationaal Energie Agentschap: in haar Global Energy Review 2021 schat de IEA in dat de mondiale energievraag in 2021 de daling in 2020 volledig zal teniet doen, en een nieuwe recordhoogte zal bereiken. De verwachte impact op de mondiale CO₂-uitstoot is groot: het IEA verwacht een toename in 2021 van 5%. De roaring twenties kondigen zich alvast koolstofintensief aan…

DEBAT

Hoe pakken we de klimaatverandering aan? Naar aanleiding van het internationale klimaatdebat ‘Climate change is real. Now what should we do about it’ op 11 mei 2021, polste durfdenken.be bij enkele UGent’ers naar hun oplossing. Je leest nu het antwoord van Brent Bleys. Lees ook de opinie van Johan Albrecht en Greet Maenhout.

Nog vorige maand kwam er positief nieuws uit politieke hoek. In de aanloop van de digitale klimaattop van Biden, bereikten onderhandelaars van de Europese Raad en het Europese Parlement een politiek akkoord rond het optrekken van de Europese klimaatdoelen voor 2030 (-55% ten opzichte van 1990) en het verankeren van de klimaatdoelen in wetgeving. Tijdens de top zelf kondigde de Amerikaanse president aan dat hij de CO₂-uitstoot afkomstig uit de verbranding van fossiele brandstoffen in de VS wil terugdringen met om en bij de 50% ten opzichte van 2005. Zo lijkt het erop dat het Akkoord van Parijs na vijf jaar eindelijk vertaald wordt in aangescherpte klimaatambities.

 

Er valt echter heel wat te zeggen over die ambities: hoe ze focussen op CO₂-emissies gekoppeld aan productie binnen landsgrenzen en niet op emissies gelinkt aan consumptie, of hoe ze te weinig ambitieus zijn gegeven het resterende koolstofbudget en de historische verantwoordelijkheid van ontwikkelde landen. Maar wat vandaag vooral opvalt: hoe weinig de ambities op dit moment vertaald worden in effectieve beleidsplannen. Niet enkel zullen de Nationale Energie- en Klimaatplannen van de Europese lidstaten aangepast moeten worden om rekening te houden met de aangescherpte doelstellingen, maar de maatregelen moeten vooral concreter en doortastender worden, met focus op het realiseren van reducties op zeer korte termijn. In klimaatbeleidstermen is 2030 morgen, en in die zin is een radicale omslag vandaag nodig: waar de Europese reductie-inspanningen zorgden voor een daling van CO₂-emissies met 24% tussen 1990 en 2019, dienen de emissies de volgende 10 jaren af te nemen met 31%. Dat komt overeen met een verviervoudiging van de inspanningen om de 2030-doelstelling te bereiken.

 

Technologie is onvoldoende

De focus bij het ontwerp van het huidige klimaatbeleid ligt al te vaak op technologie en het stimuleren van technologische vooruitgang – bijvoorbeeld het marktklaar maken van nieuwe technologieën tegen 2040 en het operationaliseren ervan tegen 2050 in het kader van het bereiken van koolstofneutraliteit. Dat is echter onvoldoende om de doelstellingen richting 2030 te realiseren: om de opwarming van de Aarde te beperken tot maximaal 2°C is het volgens de Klimaatwet van Johan Rockström nodig om emissies vanaf nu decennium na decennium te reduceren met 50%. Het voorhouden van toekomstige technologische oplossingen voor klimaatproblemen – technologieën die vandaag vaak louter op papier bestaan – heeft in het verleden al te vaak geleid tot het uitstel van moeilijke, maar noodzakelijke beslissingen inzake klimaatbeleid. Dergelijke “papieren” technologische oplossingen worden te vaak gezien als een blanco cheque om verder te gaan met het verbranden van fossiele brandstoffen – zoals enkele klimaatwetenschappers onlangs nog stelden in The Conservation.

Een sterk geloof in technologische oplossingen laat toe om geen vraagtekens te moeten plaatsen bij het nastreven van permanente economische groei: de (technologische) efficiëntiewinsten zouden de toegenomen milieu-impact van bijkomende economische activiteiten kunnen compenseren. Dit wordt decoupling of ontkoppeling genoemd – een concept dat centraal staat in heel wat klimaatbeleidsdocumenten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de Europese Green Deal die expliciet in de markt wordt gezet als de nieuwe groeistrategie voor Europa. In theorie is ontkoppeling een mooi streefdoel, maar de huidige snelheid waarmee CO₂-emissies losgekoppeld worden van economische activiteiten is onvoldoende om de ambitieuze klimaatdoelen in Europa en daarbuiten te verwezenlijken. Op mondiaal niveau is het plaatje nog duidelijker: de vermeden emissies via verhoogde energie-efficiëntie en de switch naar minder koolstofintensieve energiebronnen werden in het verleden steevast overgecompenseerd door bijkomende emissies als gevolg van mondiale economische groei. Een recente literatuurstudie rond de mogelijkheden tot ontkoppeling in Environmental Research Letters toont dan ook dat complementair beleid dat inzet op sufficiëntie absoluut noodzakelijk is om de klimaatambities in het Akkoord van Parijs te realiseren – met technologie alleen komen we er niet.

"Een sterk geloof in technologische oplossingen laat toe om geen vraagtekens te moeten plaatsen bij het nastreven van permanente economische groei."
67-33

We moeten met andere woorden ook nadenken over “genoeg” en welke implicaties dit heeft voor onze economieën. Het idee dat we onbeperkte economische groei (blijven) nastreven op een eindige planeet is absurd. In België consumeren we in goederentermen vandaag 3,5 keer meer dan onze grootouders in 1960. Met een beoogde economische groei van 2% op jaarbasis verdubbelt de gemiddelde consumptie per capita nogmaals binnen de 40 à 50 jaar. En dat terwijl we nu al weten dat de jongere generatie vandaag binnen een veel kleiner koolstofbudget zal moeten leven dan oudere generaties. Ter illustratie: in een 1,5°C-scenario moet een kind dat vandaag wordt geboren, het stellen met één achtste van de CO₂-emissies over zijn of haar leven in vergelijking met iemand geboren in 1950, zo becijferde Zeke Hausfather onlangs bij Carbon Brief.

 

Zonnepanelen

 

Post-groei-economie

“Genoeg” staat echter weinig centraal in de economische wetenschap. In de micro-economische theorie ervaren consumenten weliswaar dalend marginaal nut, maar dat bijkomend nut blijft wel steeds positief. De macro-economische wetenschap plaatst toenames van de totale output – economische groei – centraal en bekijkt hoe dergelijke toenames gerealiseerd kunnen worden, en dat zonder aandacht voor effecten op de natuurlijke omgeving. Het is dan ook een hele uitdaging voor economen om na te denken over een “post-groei”-economie – een economie die niet langer groeit – omdat die uiteraard ook implicaties heeft voor andere belangrijke economische en maatschappelijke vraagstukken, denk aan de sociale zekerheid en de kosten van vergrijzing. Maar de ongemakkelijke klimaatwaarheid kan en mag niet worden genegeerd. Ze vraagt economen om meer creativiteit, meer focus op de lange termijn en meer systemisch denken bij het zoeken naar oplossingen.

Hoe kan of moet zo’n post-groei-economie er precies uitzien? Er bestaan verschillende paden om tot materieel lichtere levens te komen: streven naar een absolute daling van consumptie, consumptie-uitgaven heroriënteren naar minder koolstofintensieve goederen en diensten, het verlengen van de levensduur van producten of het gedeeld gebruik van producten door meerdere individuen. Verder wordt ook het inzetten op arbeidsduurverkorting vaak aangehaald als strategie die een positieve post-groei-boodschap kan brengen door tijd gespendeerd aan betaald werk in te ruilen voor meer vrije tijd en onbezoldigde activiteiten. Drie basiselementen zijn belangrijk om in het achterhoofd te houden bij het verkennen van sufficiency strategieën. Ten eerste, in het ontwerp ervan dient levenskwaliteit of -tevredenheid centraal te staan: de literatuur rond subjectief welzijn toont dat er vele manieren bestaan om behoeftes te bevredigen die niet gepaard gaan met consumptie. Ten tweede, de noodzakelijke individuele gedragsveranderingen moeten ingebed worden in of gekoppeld worden aan veranderende sociale praktijken. Dat laatste vereist een effectieve en doordachte sturing vanuit de overheid. Ten slotte is het belangrijk in te zien dat een oproep tot sufficiëntie er geen is tegen technologie – beide strategieën zullen cruciaal zijn als we de klimaatdoelen van Parijs willen halen – noch één tegen klassieke economische groei in het Globale Zuiden. Maar net om landen daar de kans te geven om zich verder economisch te ontwikkelen, moeten ontwikkelde landen des te meer inzetten op sufficiëntie.

"De literatuur rond subjectief welzijn toont dat er vele manieren bestaan om behoeftes te bevredigen die niet gepaard gaan met consumptie."
67-33

Ideeën rond sufficiency vinden steeds vaker een ingang naar beleid: in het zeer recente rapport “Growth without economic growth” van het Europees Milieuagentschap wordt aangehaald dat ontkoppeling als unieke klimaatstrategie onvoldoende is, en dat er complementair moet worden ingezet op gedragsverandering en verandering in sociale praktijken – de literatuur rond doughnut economics en ecologische economie biedt hier interessante perspectieven. Eenzelfde signaal in het rapport “Beyond Growth: towards a new Economic Approach” van de OESO dat er voor pleit om uit een bredere waaier aan economische theorieën en inzichten te putten om (macro-)economisch beleidsadvies te formuleren. Deze ontwikkelingen zijn een hoopvol signaal dat de enge focus op technologische oplossingen stilaan wordt losgelaten, maar er is nog een lange weg te gaan.

DEBAT

Op 11 mei 2021 organiseerde de UGent i.h.k.v. de leerstoel Etienne Vermeersch het internationale klimaatdebat ‘Climate change is real. Now what should we do about it’. Het debat werd live gestreamd vanuit Kunstencentrum Vooruit.

Externe video URL

Lees ook

Van onderzoek naar impact: hoe technologietransfer aan de UGent werkt

De UGent trekt niet alleen onderzoekers en studenten aan, ook bedrijven nestelen zich graag in de nabijheid van de universiteit. Excellent onderzoek, knowhow en hoogopgeleiden vormen de ideale voedingsbodem voor innovatie.

Campus Ardoyen
view

De impact van klimaatverandering begrijpen? Meten, meten en nog meer meten!

“De klimaatverandering is een globaal probleem. Maar als je de impact ervan echt wil kennen, moet je lokale data hebben.” Dat zeggen meteoroloog Steven Caluwaerts en bio-ingenieur Pieter De Frenne. Ze doen beiden onderzoek naar microklimaat, zij het met een ander vertrekpunt. “Eigenlijk zijn we heel complementair bezig. We zouden vaker moeten afspreken!”

Weerstation
view

Bestuurskunde en publiek management: één richting, meerdere wegen

Drie alumni blikken terug op hun opleiding en de richting die ze uiteindelijk uitgingen. Wat begon op dezelfde weg leidde naar andere oorden. Simon, Laure en Wouter studeerden alle drie bestuurskunde en publiek management.

Campus Tweekerken
view

Een veilige kluis voor ons blauwe goud?

Steeds vaker kampt Vlaanderen in de zomer met waterschaarste, terwijl we ’s winters meer dan voldoende – of zelfs te veel – water hebben. Kunnen we dat winterwater niet bewaren voor de zomer? Bio-ingenieurs Marjolein Vanoppen en Bart De Gusseme proberen het uit in het project ‘Deeper Blue’.

Water
view