"Oef, de klimaatuitdaging dwingt ons tot waardecreatie!"

Uitstoot
Johan Albrecht
Johan Albrecht
Johan Albrecht doceert ‘Milieu-economie’ en ‘Environmental and Energy Policy’ aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde. Hij is auteur van negen boeken, waaronder ‘Coronashock’ (2020), ‘Investeer in een gezonde levensstijl. Op weg naar een activerend preventiebeleid’ (2020), ‘Oikonomia: inzicht in economie’ (2018) en ‘Energietrilemma. Een verkenning van het Belgische elektriciteitslandschap in 2030’ (2017).

OPINIE/ Het klimaatprobleem is een ongewenst neveneffect van ons complex economisch systeem, betoogt Johan Albrecht. De dynamiek daarvan wordt grotendeels overgelaten aan anonieme marktkrachten die globaal georganiseerd zijn. Echte klimaatoplossingen vragen een nieuwe appreciatie van waardecreatie als maatschappelijk project, zodat we de marktkrachten correct mobiliseren:

Het internationale klimaatbeleid begon in juni 1992 met de ondertekening van de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC). Drie decennia en 25 internationale klimaatconferenties (COP) later stellen we vast dat de globale CO₂-equivalente uitstoot intussen is toegenomen met ongeveer 65%. Zonder het klimaatbeleid lag de uitstoot vandaag ongetwijfeld hoger. Toch overschatten we de impact van het huidige klimaatbeleid best niet want dat heeft voorlopig nog niet geleid tot een forse verhoging van de fossiele brandstofprijzen wat in onze globale markteconomie een conditio sine qua non is voor sterke emissiereducties op lange termijn. Los hiervan contrasteert de historische toename sinds 1992 met de doelstelling om de uitstoot zo snel mogelijk te stabiliseren en tegen 2050 radicaal te verminderen. Spontaan komt de vraag naar boven of het huidige model van de globale markteconomie te verzoenen valt met onze klimaatambities. En hoe zou dit model dan bijgestuurd kunnen worden?

DEBAT

Hoe pakken we de klimaatverandering aan? Naar aanleiding van het internationale klimaatdebat ‘Climate change is real. Now what should we do about it’ op 11 mei 2021, polste durfdenken.be bij enkele UGent’ers naar hun oplossing. Je leest nu het antwoord van Johan Albrecht. Lees ook de opinie van Brent Bleys en Greet Maenhout.

Laat ons eerst even stilstaan bij de ronduit radicale emissiereductiedoelstellingen tegen 2050. We weten intussen dat we de doelstellingen van het Akkoord van Parijs (COP 21) alleen kunnen halen wanneer de globale uitstoot tussen 2020 en 2030 elk jaar daalt met 7,6%. Maar wat betekent deze jaarlijkse daling met 7,6%? In 2020 legde het coronavirus een groot deel van de wereldeconomie letterlijk plat. Hierdoor daalde de CO₂-uitstoot in het unieke coronajaar volgens het International Energy Agency (IEA) met 5,8%. Het Akkoord van Parijs vraagt dus jaarlijks een emissiereductie die sterker is dan de éénmalige impact van een uitzonderlijke pandemie. En tussen 2010 en 2019 daalde de uitstoot in de rijkste landen met ongeveer 9% - ondanks enorme investeringen in hernieuwbare energie – wat neerkomt op een jaarlijks reductie met een kleine 1%. Het coronavirus zorgde bovendien voor een éénmalige dip in de uitstoot. Volgens hetzelfde IEA zal het forse economische herstel in 2021 leiden tot een toename van de uitstoot met 4,8%.

In de globale markteconomie hangt de evolutie van de atmosferische CO₂-concentratie niet af van de analyses of aanbevelingen van klimaatwetenschappers, maar van het ritme van de economische groei. Van een absolute ontkoppeling tussen uitstoot en economische activiteit is nog steeds geen sprake. Intussen draait vooral de Aziatische groeimotor vanaf eind 2020 terug op volle toeren, deels omdat Aziatische landen het coronavirus veel sneller en effectiever konden beheersen dan het rijke Westen. Azië is nu al verantwoordelijk voor 53% van de globale CO₂-uitstoot. Het aandeel van Europa in de globale uitstoot bedraagt momenteel 16%, o.a. omdat we vanaf 1980 enorm veel energie-intensieve producten niet meer in Europa zelf produceren maar uitbesteed hebben aan de emerging economies. China werd ‘the factory of the world’ terwijl de uitstoot van de Europese industrie daalde. Vandaag beseffen we dat we niet alleen emissies maar ook jobs voor laaggeschoolden hebben gedelokaliseerd; efficiënt vanuit een privaat investeringsperspectief maar een ramp vanuit een sociaal perspectief.

"Vandaag beseffen we dat we niet alleen emissies maar ook jobs voor laaggeschoolden hebben gedelokaliseerd."
67-33

Groei, groei en nog eens groei

Ligt onze globale groeiverslaving aan de basis van het klimaatprobleem? Hierover verschillen de meningen maar in het hedendaagse socio-economische discours blijkt economische groei net de oplossing te zijn voor zowat alle denkbare problemen. Zo zorgde het coronavirus voor een economische schokgolf. In 2020, 2021 en wellicht ook in 2022 kijken zowat alle Westerse landen aan tegen grote begrotingstekorten. Voor landen zoals België met een hoge uitstaande publieke schuld – 99% van BBP eind 2019- is dit een gevaarlijke situatie. Door de coronacrisis dreigt de publieke schuld op te lopen tot 125% van het BBP in 2022. Geen wervend vooruitzicht voor de jongste generaties die ook met de factuur van de klimaatverandering geconfronteerd zullen worden. Deze budgettaire uitdaging wordt bovendien nog aangescherpt door de kost van de vergrijzing. Hierdoor zullen de pensioen- en gezondheidszorguitgaven samen stijgen met 4,7 % van het BBP tussen 2018 en 2040. Op het moment dat we ons maximaal moeten inzetten om de klimaatuitdaging aan te gaan, dreigen de overheidsfinanciën te ontsporen. Tenzij de fiscale ontvangsten in de komende decennia sterk kunnen toenemen… Om dit droomscenario te realiseren – en het moeilijke alternatief van ingrijpende besparingen te vermijden - hebben experten traditioneel drie aanbevelingen; groei, groei en andermaal economische groei. Groei biedt niet alleen een perspectief op positieve begrotingscijfers. Groei is tevens het standaardantwoord op uitdagingen zoals werkloosheid, beperkte kansen voor laaggeschoolden, de toename van de ongelijkheid enzovoort. Een economische krimp zal de bestaande problemen alleen maar verergeren en laat ons ook minder middelen om te investeren in een koolstofarme toekomst. Althans, dit is de klassieke economische verhaallijn. Vandaag is letterlijk elke regering in de ban van de economische rélance die hopelijk al eind 2021 positieve resultaten genereert. Binnen het Next Generation EU herstelprogramma van de Europese Unie dient gelukkig 30% van het totale budget van € 750 miljard besteed te worden aan ecologische of Green Deal uitgaven. Positief dat Europa uitdrukkelijk kiest voor een groen economisch herstel maar de vraag blijft welke impact de resterende 70% van het rélancebudget op de CO₂-uitstoot heeft.

Beurs

In het discours over economische groei ligt de focus op de toename van de economische activiteit met weinig aandacht voor de vraag welke activiteiten bij voorkeur zouden moeten groeien. Vandaag zijn het de anonieme marktkrachten die bepalen welke activiteiten groeien of krimpen. De marktkrachten vormen vandaag de ruggengraat van de wereldeconomie – denk maar aan de globale supply chain – en laveren tussen de verschillende regulerende kaders die veelal nationaal georganiseerd zijn. Nationale regulerende kaders houden rekening met de externe afhankelijkheid; geen enkel land met een open economie kan en wil zich loskoppelen van de globale supply chain.

Groei zorgt voor jobs en fiscale ontvangsten maar ook voor milieuschade en andere negatieve externe effecten. Wat winnen we als maatschappij door de economie te stimuleren op een manier die zorgt voor een toename van milieu- en gezondheidsproblemen? Het alternatief is een groeitraject waarbij we net investeren in activiteiten waarbij maatschappelijke meerwaarde gecreëerd wordt zodat bestaande problemen aangepakt worden. Groei op zich is niet het probleem; het werkelijke probleem ligt bij ons neutraal of waardevrij perspectief ten aanzien van groei waarbij we de verdelingseffecten en de finaliteit van groei negeren. Naast de private baten van economische groei zijn er dikwijls aanzienlijke neveneffecten waarvan de factuur gesocialiseerd wordt. Het klimaatprobleem is hiervan het typevoorbeeld.

"In het discours over economische groei ligt de focus op de toename van de economische activiteit met weinig aandacht voor de vraag welke activiteiten bij voorkeur zouden moeten groeien."
67-33

Rookwaren en megastallen

Het klimaatprobleem kan deels aangepakt worden door het internaliseren van het negatieve externe effect via bijvoorbeeld CO₂-heffingen of via regulering. Maar het internaliseren heeft altijd een economische factuur in termen van jobs en fiscale ontvangsten zodat beleidsmakers snel zoeken naar een internalisatieniveau dat ook rekening houdt met de ‘economische realiteit’. Het beleid ten aanzien van roken is zeer illustratief. Jaarlijks overlijden wereldwijd 8 miljoen mensen aan de gevolgen van roken, wat het drievoud is van het aantal overlijdens met COVID-19 in het eerste coronajaar. In ons land overlijden jaarlijks naar schatting 20.000 landgenoten aan de gevolgen van actief en passief roken. Toch vinden we het niet meer dan normaal dat iedereen in alle vrijheid zelf beslist of hij of zij al dan niet rookt, om vervolgens de hoge factuur van kankerbehandelingen en hartoperaties af te wentelen op de gemeenschap. Rokers betalen jaarlijks enkele miljarden aan accijnzen en we moeten toch ook denken aan de omzet van de krantenwinkeltjes? Omdat fervente rokers gemiddeld zeven jaar minder lang leven dan niet-rokers, kosten ze bovendien minder aan pensioenuitgaven. Ondanks de indrukwekkende dodentol is Nieuw-Zeeland met het Smokefree 2025 actieplan voorlopig het eerste rijke land dat roken definitief naar het historische museum wil reguleren. Zowat alle andere landen hanteren een ‘neutrale’ houding tegenover roken waarbij in het beste geval af en toe gepraat wordt over de vrij arbitraire balans tussen baten en kosten van het roken. Dezelfde houding hebben we tegenover vele andere goederen en diensten waardoor gekende problemen zeer lang blijven aanslepen. Dit maakt het leven makkelijk want moeilijke keuzes moeten niet gemaakt worden… Moeten we berusten in ‘kiezen is altijd verliezen’ of durven we wel duidelijke keuzes maken waarvan de maatschappij beter wordt?

In de afgelopen jaren investeerden in Vlaanderen heel wat veeboeren in megastallen. In landen zoals België, Duitsland en Nederland daalt de vraag naar vleesproducten aanzienlijk omdat een deel van de bevolking begint te beseffen dat de vleesconsumptie best geminimaliseerd wordt, zeker de consumptie van kankerverwekkende verwerkte vleesproducten en rood vlees. En dan is er de hoge ecologische factuur van de veestapel naast de ethische kwesties rond het reduceren van een dier tot een vacuümverpakt product klaar voor consumptie. De veestapel is globaal goed voor minimaal 14,5% van de CO₂-equivalente uitstoot en zou dus best ter sprake komen bij de internationale klimaatonderhandelingen, wat evenwel niet het geval is. Enkele grote landen willen absoluut dat de framing van het klimaatprobleem beperkt blijft tot een consumptieverhaal waarbij u investeert in een elektrische auto, zonnepanelen en LED-verlichting om het klimaat te redden. Kopen is altijd makkelijker dan lang nadenken.

"Enkele grote landen willen absoluut dat de framing van het klimaatprobleem beperkt blijft tot een consumptieverhaal waarbij u investeert in een elektrische auto, zonnepanelen en LED-verlichting om het klimaat te redden."
67-33

Vorig jaar ontdekte Vlaanderen plots de stikstofkwestie waarbij de industriële veeteelt een belangrijke rol speelt. De overheid die de vergunningen voor de megastallen uitreikte, hanteerde criteria waarbij een bestaand milieuprobleem dermate geïntensiveerd werd – net zoals de veeteelt zelf – dat op termijn elke groot investeringsproject in en rond de kwetsbare gebieden on hold gezet dreigt te worden. En dit om goedkoop vlees te kunnen verkopen - en vooral te exporteren - waarvan de gezondheidsbaten even beperkt zijn als de rendabiliteit die keldert door de toenemende overproductie. Het toekennen van vergunningen voor megastallen in Vlaanderen – terwijl in Nederland gedebatteerd wordt over een forse inkrimping van de veestapel – illustreert dat het beleid nog steeds geen oog heeft voor de intrinsieke waardecreatie bij heel wat economische activiteiten.

Koe

Onverschilligheid

We willen het klimaat redden terwijl we neutraal blijven tegenover rookwaren en vergunningen uitreiken om milieuproblemen te vergroten. En deze keer kunnen we de markt moeilijk verwijten dat deze geen hersenen heeft… Niet de markt zelf maar onze bestuurders zijn verantwoordelijk voor de regulering van de markt en het toekennen van vergunningen. Het klimaatbeleid maakt alleen een kans indien overheden de markt op de juiste manier aansturen en waar nodig zeer direct ingrijpen in de marktwerking. Hierbij moet de neutrale kijk op economische activiteit – à la ‘roken biedt voor- en nadelen’- ingeruild worden voor een visie op basis van maatschappelijke meerwaarde. Wat we produceren is belangrijker dan hoeveel we produceren. De overheid kan ingrijpen via gerichte publieke investeringen in infrastructuur, netwerken, onderwijs en onderzoek waarbij elke euro een duidelijke maatschappelijk meerwaarde moet opleveren. Dus niet zomaar investeren in onderzoek als doel op zich maar net investeren in ruime onderzoekstrajecten waarvan de maatschappij op lange termijn alleen maar beter kan van worden. Vergunningen mogen alleen toegekend worden voor activiteiten met een duidelijke maatschappelijk meerwaarde die we vanuit een holistisch en niet-exclusief monetair perspectief waarderen. Geen vergunningen voor bijvoorbeeld nieuwe megastallen maar wel vergunningen voor veeboeren die willen experimenteren met duurzame alternatieven. En dat hierdoor de vleesprijs stijgt, is dubbel meegenomen... We moeten arbeid niet blijven wegbelasten maar wel activiteiten en transacties zonder een duidelijke maatschappelijke meerwaarde. De accijnzen op rookwaren kunnen nooit hoog genoeg zijn. Ook voedingswaren die bulken van empty calories mogen fors belast worden en hetzelfde geldt voor CO₂-intensieve producten. Door de fiscaliteit, de publieke investeringen, de economische regulering en het vergunningsbeleid strak te regisseren in functie van waardecreatie – zonder uitgesproken negatieve externe effecten- ontstaan groeimarkten voor koolstofarme alternatieven en volgen vanzelf nieuwe jobs. We moeten vandaag dus geen koolstofarme knuffeltechnologieën uitkiezen maar breken met een traditie van onverschilligheid die we als ‘neutraal’ blijven verkopen. In essentie moeten we een duidelijke richting willen geven aan ons sociaal-economisch verhaal. En deze traditie hebben we niet. Vandaag laten we de marktkrachten los in alle richtingen om bij de ongewenste neveneffecten te kijken naar de overheid. Door de marktkrachten in de juiste richtingen te sturen, ontstaan minder neveneffecten. Hoever we hiermee komen in termen van emissiereductie blijft af te wachten. Wel creëren we met zekerheid maatschappelijke waarde in plaats van de planeet verder te vernietigen.

Maar brengt deze utopie de economische groei tot stilstand? Is radicale verandering de weg naar collectieve verarming – want de markt brengt toch ook veel welvaart? Enkele Scandinavische landen koppelen vandaag mooie groeicijfers aan een lage overheidsschuld maar ook aan een relatief lage CO₂-intensiteit, een lage ecologische voetafdruk, een zeer lage werkloosheid en ‘aanvaardbare’ ongelijkheid. Wel scoren deze Scandinavische landen hoog in allerhande internationale rankings van competitiviteit en happiness. Dit doen ze dankzij een visie over hoe ze als land, maatschappij en economie willen evolueren. Niet toevallig is er in Zweden bijvoorbeeld een Staatssecretaris voor de Toekomst. Het World Economic Forum stelt al lang de vraag of niet elk land een dergelijke ministerpost zou moeten hebben.

De Scandinavische landen volgen zeker niet het perfecte traject en kampen ook met socio-economische problemen. Wel kunnen ze beter toekomstgerichte keuzes maken, o.a. omdat ze niet afgeremd worden door een historisch hoge overheidsschuld. Maar ook in Scandinavië is verandering moeizaam omdat maatschappelijke transformatie alleen kan werken als een collectief project dat door de bevolking ondersteund wordt. Dit vraagt een overlegcultuur en durf bij beleidsmakers om te willen inspireren met een nieuw en beter verhaal waarbij ‘neutrale’ welvaartsobjectieven moeten plaats maken voor een betere maatschappij. Even wennen voor wie het gewoon is om op een passieve manier de dynamiek van de anonieme marktkrachten te ondergaan.

Toon de toekomst

Het antwoord op de klimaatuitdaging begint wellicht met een culturele omslag. Hierbij moeten we proberen om het betere leven te visualiseren om hierover te kunnen communiceren. In The Value of Everything concludeert Marianna Mazzucato dat ‘a green transformation requires … a clear vision of what living a green life means’. Hoe is het leven in het koolstofarme continent dat Europa tegen 2050 ambieert? Deze vraag stellen we veel te weinig. Aangezien de markt een dergelijk beeld niet kan creëren, is het aan ons om de regie van dit verhaal in handen te nemen. Een overheid die gericht wil aansturen om maatschappelijke meerwaarde als prioriteit af te dwingen moet zeker niet muteren tot een nieuwe variant van de planeconomie. Enkele sectoren zijn wel te belangrijk om deze aan de onverschillige marktkrachten over te laten. Het zelf in handen nemen van de regie mogen we niet verwarren met het nemen van een resem kleine klimaatmaatregeltjes.

De klimaatuitdaging is allesbehalve nieuw en andere grotere maatschappelijke uitdagingen zoals de strijd tegen armoede gaan al veel langer mee. In 1964 kondigde president Lyndon Johnson ‘the war on poverty’ aan. Toch namen armoede en ongelijkheid in de VS na 1980 sterk toe, ondanks een resem dure beleidsmaatregelen. De globalisering van het vrije marktmodel ligt aan de basis van de recente toename van de armoede en ongelijkheid omdat de Amerikanen nooit echt hebben willen ingrijpen in de dynamiek van de marktkrachten. Deze les nemen we best mee om te voorkomen dat we binnen enkele decennia eenzelfde conclusie inzake klimaatbeleid trekken.

Een publiek perspectief gericht op waardecreatie vraagt een ingrijpende cultuuromslag maar transformeert de klimaatuitdaging tot een opportuniteit die ons dwingt om zelf vorm te geven aan een betere maatschappij. Toch een wervend vooruitzicht in vergelijking met de deprimerende conventionele focus op de hoge kostprijs van het klimaatbeleid.

DEBAT

Op 11 mei 2021 organiseerde de UGent i.h.k.v. de leerstoel Etienne Vermeersch het internationale klimaatdebat ‘Climate change is real. Now what should we do about it’. Het debat werd live gestreamd vanuit Kunstencentrum Vooruit.

Externe video URL

Lees ook

Van onderzoek naar impact: hoe technologietransfer aan de UGent werkt

De UGent trekt niet alleen onderzoekers en studenten aan, ook bedrijven nestelen zich graag in de nabijheid van de universiteit. Excellent onderzoek, knowhow en hoogopgeleiden vormen de ideale voedingsbodem voor innovatie.

Campus Ardoyen
view

De impact van klimaatverandering begrijpen? Meten, meten en nog meer meten!

“De klimaatverandering is een globaal probleem. Maar als je de impact ervan echt wil kennen, moet je lokale data hebben.” Dat zeggen meteoroloog Steven Caluwaerts en bio-ingenieur Pieter De Frenne. Ze doen beiden onderzoek naar microklimaat, zij het met een ander vertrekpunt. “Eigenlijk zijn we heel complementair bezig. We zouden vaker moeten afspreken!”

Weerstation
view

Bestuurskunde en publiek management: één richting, meerdere wegen

Drie alumni blikken terug op hun opleiding en de richting die ze uiteindelijk uitgingen. Wat begon op dezelfde weg leidde naar andere oorden. Simon, Laure en Wouter studeerden alle drie bestuurskunde en publiek management.

Campus Tweekerken
view

Een veilige kluis voor ons blauwe goud?

Steeds vaker kampt Vlaanderen in de zomer met waterschaarste, terwijl we ’s winters meer dan voldoende – of zelfs te veel – water hebben. Kunnen we dat winterwater niet bewaren voor de zomer? Bio-ingenieurs Marjolein Vanoppen en Bart De Gusseme proberen het uit in het project ‘Deeper Blue’.

Water
view