"Ze ruiken dat je bang bent" en 9 andere fabels over honden

Veel hondeneigenaars beschouwen hun favoriete viervoeter als deel van de familie. Toch spreken ze niet altijd dezelfde taal. Dierenarts-gedragsspecialist Tiny De Keuster, al tien jaar gastdocent aan de Universiteit Gent, scheidt feiten van fabels.

Hond

 

1. Katten zijn solitaire egoïsten, honden zijn sociale wezens

‘Het klopt dat katten solitaire jagers zijn, en dus geen sociale wezens zoals honden of mensen. Maar “egoïsten”, dat is eerder een menselijke interpretatie van natuurlijk gedrag. De gemiddelde kat is een solitaire jager die geen behoefte heeft om in een groep te leven, ze eten alleen, ze gaan alleen op stap en niet samen. Katten zijn van nature neofoob: nieuwe dingen vinden ze griezelig. Als je bezoek hebt, dan zal een hond doorgaans meteen komen snuffelen. Dat zie je maar zelden bij katten. Die verstoppen zich of blijven ongeïnteresseerd liggen. Katten kunnen zich sociaal gedragen naar een aantal individuen (mensen, honden of andere katten)- ze geven kopjes of laten zich aaien - maar kiezen zelf wanneer en in welke mate. Eigenlijk is de kat de uitvinder van de latrelatie.’

‘Honden zijn van nature een sociale diersoort en ze zijn sociaal tegenover mensen. Daarnaast leven honden in een afhankelijke relatie met de mens. Ze kunnen niet zonder ons. Er zijn in het verleden al experimenten gebeurd waarbij werd geprobeerd om honden in een roedel te laten samenleven zonder mensen. In tegenstelling tot wolven lukt dat bij honden niet. Honden hebben een menselijke aanwezigheid nodig om te kunnen functioneren.’

‘Honden hebben het vermogen om zich te hechten aan gezinsleden maar ook andere honden van een eenzelfde gezin of aan de huiskat. Goed functionerende honden maken deel uit van een gezin , en ze houden van nieuwe sociale contacten.’

‘De sterke band tussen mens en hond kan je zelfs zien in de hormoonhuishouding van honden en mensen. Onderzoeken hebben aangetoond dat de productie van het “knuffelhormoon” oxytocine toeneemt wanneer hond en mens elkaar in de ogen kijken. Oxytocine is de stof die ook verantwoordelijk is voor de sociale band tussen mensen en dan vooral tussen een moeder en haar baby.’

‘Of we dan van echte vriendschap kunnen spreken? Dat hangt af van wat je begrijpt onder vriendschap. Wetenschappelijk gezien zijn menselijke relaties gebaseerd op drie criteria, die ook toepasbaar zijn op ‘vriendschap’ en neerkomen op vragen zoals “Ben ik tevreden” en “Hoeveel heb ik ervoor over?” We maken ook de afweging: “Wat is de meerwaarde van deze vriendschap ten opzichte van een andere”. Onderzoek toont aan dat het ook deze criteria zijn die bepalen of mensen hun relatie met een hond blijven verderzetten. Vanuit menselijk oogpunt kan het dus zeker vriendschap zijn.’ ‘Voor de hond is de situatie anders. Hij is afhankelijk van het gezin waarin hij leeft om in zijn levensonderhoud te voorzien, denk aan eten, drinken, slaappplaatsen, activeiten, wandelingen, of naar de dierenarts te gaan. In die zin kan je de mens-hond relatie vergelijken met een ouder-kindrelatie. Maar er is toch een belangrijk verschil. Wanneer mensen een vriendschap verbreken, dan gaan beide partijen door met hun leven. Wanneer je als ouder de band met je kind, of als gezin de band met je hond verbreekt, dan heeft dat doorgaans dramatische gevolgen.’

 

Hond

 

2. Honden kunnen verdrietig zijn, en ze kunnen troosten

‘Honden zijn meesters in het oppikken van menselijk gedrag. Honden lezen onze lichaamstaal, en zijn in staat om een link te leggen met de situatie waarin het plaatsvindt. Als een eigenaar vrolijk reageert op een bezoeker, dan pikken de meeste honden deze ‘aangename reactie’ op en leggen de link: de bezoeker is ok! Maar het kan ook anders. Wanneer twee mensen in een gezin ruzie maken, dan zal een hond “onaangenaam” oppikken. Zo kunnen honden luide of emotioneel geladen stemmen discrimineren en daar ook op reageren. Doorgaans zal een hond zich terugtrekken in zijn mand, en van daaruit liggen kijken, of beginnen blaffen. Mensen gaan de respons van de hond vaak interpreteren als: hij ligt triestig te kijken of hij is boos. De realiteit is dat honden inderdaad reageren op menselijke emoties zoals vrolijk of boos, maar ze begrijpen niet noodzakelijk wat er aan de hand is.’

‘Een hond komt dus ook niet bewust zijn eigenaar troosten. Dat zou vereisen dat de hond zich kan inleven in de aard van de menselijke emotie, en zou kunnen inschatten waar de persoon op dat moment behoefte of nood aan heeft. Honden kunnen dat niet zoals mensen dat kunnen. Onderzoek toont aan dat honden niet het vermogen hebben om empatisch te zijn en zich in het perspectief van een mens te verplaatsen. Toch kunnen honden wel degelijk troost bieden. Als iemand verdrietig is, en zijn of haar hond komt naar hem of haar toe, dan kan de mens zich ten volle begrepen en getroost voelen.’

 

3. Een hond weet wanneer hij stout is geweest en vraagt dan vergiffenis

‘Een klassieker. Er is al heel veel onderzoek gedaan naar de “de schuldige blik”. Zo observeerden wetenschappers hoe “schuldige” en “onschuldige” honden reageren wanneer ze met hun eigenaar worden geconfronteerd. De wetenschappers plaatsten de honden in een kamer met koekjes en ze vroegen de eigenaars om de hond het bevel te geven de koekjes niet aan te raken en dan de ruimte te verlaten. Bij het opnieuw binnenkomen werden de eigenaars gebrieft over het gedrag van de hond – al dan niet met een leugentje “je hond heeft geluisterd en de koekjes gerust gelaten” of “je hond heeft niet geluisterd en heeft de koekjes opgegeten “. De onderzoekers vonden geen enkel verband tussen het gedrag van de honden (al dan niet gehoorzamen en de koekjes laten liggen) en de ‘schuldige blik’ bij het binnenkomen van de eigenaar. De onderzoekers zagen wel een verband tussen de reactie van de eigenaar (was hij boos of niet) en de ‘schuldige blik’ van de hond.’

‘Dit en andere onderzoeken tonen aan dat ‘schuld ‘ een menselijk waarde-oordeel is, en dat de schuldige blik vooral een respons is op hetgeen de honden ervaren. Honden weten dus niet wat “schuld” is. Ze leggen gewoon een link tussen “context” en “respons eigenaar”, en ze gaan conflictvermijdend gedrag vertonen: oren plat leggen, wegkijken, lage houding, gaan liggen, pootje omhoog.’

‘Misschien is een dergelijk experiment ook wel op de mens van toepassing. Stel je voor dat je in de lobby van een chic hotel zit, er plots een vaas omvalt, en een hotelmedewerker roept: “wat heeft u nu gedaan?”. De kans is groot dat ook jij je zal excuseren, ook al heb je niets gedaan.’

 

Hond

 

4. Honden ruiken dat je bang bent

‘Het reukvermogen van honden is wonderlijk. Los een lepeltje honing op in een glas warm water en hou dat onder je neus. Dat ruik je, als mens. Een hond ruikt zo’n lepeltje honing in een hoeveelheid water waarmee je twee Olympische zwembaden kunt vullen. Maar of honden ruiken dat je bang bent, is nog maar de vraag. Er kon slechts één onderzoeksgroep aantonen dat honden inderdaad ruiken hoe je je voelt: “angstig” of “blij”. Daarom is het zinvol om iets verder te kijken: wat kunnen honden nog voortreffelijk? Honden zijn goede observators! Ze zien aan je gedrag dat er iets aan de hand is. Honden kijken naar je lichaamshouding, hoe je je armen beweegt, naar waar je je lichaam richt, waarnaar je kijkt en hoe je kijkt. Mensen die bang zijn, focussen hun blik op hetgeen waar ze bang voor zijn, in dit geval dus de hond. We willen op die manier de “bedreiging” onder controle hebben. Mensen met schrik richten hun lichaam onbewust ook naar de hond, of ze praten met een ongewone stem, want ze willen geruststellend overkomen. Honden pikken die signalen meteen op, zelfs als je ze probeert te verbergen. De meeste honden reageren op de menselijke “schriksignalen” en komen dichterbij om in te schatten wat er aan de hand is. Daarom hoor je van mensen die bang zijn van honden vaak: “alle honden komen naar mij, ze ruiken precies dat ik bang ben!”.’

5. Honden of kinderen opvoeden, dat is hetzelfde

‘Hetzelfde is overdreven, maar er zijn overeenkomsten. Het komt erop neer dat je een levend wezen wil opvoeden: je beseft dat het wezen nog heel wat moeten leren, en je probeert het daarin te sturen. Ik merk wel dat onze maatschappij honden toch strenger aanpakt. We aanvaarden bijvoorbeeld dat geen enkel kind hetzelfde is. Er wordt ruimte gegeven aan de individuele ontwikkeling van elk kind. Bij honden is dat anders. De opvoeding van honden verloopt nog steeds vrij gestandaardiseerd, en we veralgemenen onze verwachtingen van een hond.’

‘Er bestaan veel mythes zoals mijn hond is dit ras, dus het karakter van mijn hond zal ook zo zijn. Als de hond dan niet aan onze verwachtingen voldoet, kan dat voor gezinnen problematisch uitdraaien. Stel je voor dat je een hond hebt gekocht omdat je hebt gelezen dat dit ras echt kindvriendelijk is. En stel je voor dat dit bij jouw hond net niet het geval is, dan is dat een drama.’

‘Het is belangrijk om te beseffen dat een ras geen garantie is op “karakter”. Talenten en sociale vaardigheden kunnen verschillen per individu. Net zoals kinderen binnen een gezin sterk van elkaar kunnen verschillen, kunnen ook honden van hetzelfde ras een ander karakter hebben. Oordelen helpt niet. Op het moment dat honden problematisch gedrag vertonen is het belangrijk om professionele hulp te zoeken.’

 

Hond

 

6. Een probleemhond bestaat niet, de eigenaar is het probleem

‘We gaan ervan uit dat een hond perfect is, en als dat niet zo is, dan ligt het aan de eigenaar. Tachtig procent van de mensen die met hun hond bij mij op consultatie komen, werden een “probleembaasje” genoemd door iemand uit hun omgeving. Dat is ontzettend jammer want dat klopt niet. Vergelijk het met kinderen met gedragsproblemen. In de jaren zeventig zei men van moeders met een kind met autisme spectrum stoornis dat het “ijskastmoeders” waren, en dat het gedrag van het kind de schuld van de moeder was. Dat klopt natuurlijk niet. Ja, uiteraard maken mensen fouten in de opvoeding van een hond, maar dat doen ouders (vermoedelijk) ook. Worden het daarom sowieso probleemkinderen? Neen.’

‘Natuurlijk zijn er situaties waarin een mens aan de basis ligt van probleemgedrag bij de hond. Maar dan praten we over mensen die bijvoorbeeld betrokken zijn in criminele activiteiten en die honden gebruiken als middel of wapen. Ownership of High-Risk (“Vicious”) Dogs as a Marker for Deviant Behaviors. Globaal gezien zijn dit uitzonderingen.’

 

7. Broodfokkers zijn slecht, daar mag je nooit een hond halen

‘Broodfokker is een heel beladen term, meer zelfs, een scheldwoord. Origineel betekende het woord “broodfokker” eigenlijk niets anders dan: mensen die hun brood verdienen met het fokken van honden. Maar het bestaande idee dat iedereen die honden fokt om er geld mee te verdienen per definitie dierenrechten schendt, is echt een brug te ver. Dat klopt natuurlijk niet. Zo’n uitspraak maakt mij daarom kwaad. De waarheid is dat er in België elk jaar honderdvijfendertigduizend pups worden gekocht. Dat aantal kan nooit door stamboekfokkers alleen voorzien worden.’

‘Het vingerwijzen voelt daarom ook hypocriet. De echte problematiek gaat over vraag en aanbod. Vergelijk het met madammen die een bontjas dragen: zij zijn het die ervoor zorgen dat er dieren voor hun pels worden gekweekt. Dat geldt ook voor honden. Omdat er zoveel vraag is, worden er ook zoveel honden gefokt, en daarvoor heb je grote professionele fokkers nodig. Dat hun grootschaligheid dierenwelzijn onmogelijk maakt klopt niet.’

‘De echte vraag is: hoe kan je voldoen aan de “vraag” en toch zorgen voor “welzijn”. Polariseren en anti-broodfokacties promoten is zeer populair, maar het helpt onze honden niet echt vooruit. Integendeel, het getuigt van een hart voor honden om te proberen de sector te verbeteren in plaats van professionele fokkers te criminaliseren en als broodfokker te bestempelen. En ja, net zoals in andere sectoren zijn er wellicht ook misdadige hondenfokkers die dierenwelzijn aan hun laars lappen. Mensen met slechte bedoelingen moeten opgespoord en aangepakt worden. Op dat gebied is er nog een lange weg te gaan.’

 

8. Een asielhond is een verloren hond

‘Uit studies blijkt dat van alle honden die in het asiel terechtkomen, dertig tot veertig procent daar terecht kwam omdat er gedragsproblemen waren. Het is moedig dat je een hond wil “redden” uit het asiel, maar je moet tegelijk beseffen dat je een grote kans maakt om te kiezen voor een hond met een rugzak. Vaak laat een gezin zich verleiden om een hond aan te schaffen die zich in het asiel sociaal leek te gedragen, maar thuis plots een “probleemhond” blijkt te zijn.’

‘Zo’n gevallen illustreren de nood aan een beter asielbeleid zodat mensen die een hond adopteren ook wel degelijk het verleden van de hond kennen: wat lukte niet voor deze hond en waar voelde hij zich comfortabel? Enkel op die manier kan er een eerlijke “match” zijn van een asielhond met toekomstige eigenaars.’

‘Wanneer is een hond echt verloren? Het hangt af van wat je begrijpt onder “verloren”. Voor mij is een hond echt verloren als hij bij zijn eigenaar is weggehaald omwille van zijn gedrag. In dat geval is de hond de pineut. Er zijn geen aanknopingspunten meer om het ongewenste gedrag van de hond te begrijpen en op een constructieve manier bij te sturen.’

 

9. Een hond is goed voor je conditie

‘Dat is moeilijk om aan te tonen. Uit onderzoeken blijkt dat mensen die een hond hebben, meer bewegen dan mensen zonder hond. Maar in deze studies merkt men terecht op dat die mensen zich gewoon een hond aanschaften omdat ze sowieso al veel gingen wandelen. Misschien nemen sommige mensen wel een hond omdat ze hopen dat die hen zal aanmoedigen om meer te bewegen. Wishful thinking, wie weet? Het omgekeerde bestaat misschien ook. Bijvoorbeeld mensen die bewust een mini-ras zoals een chihuahua nemen omdat ze er dan niet mee moeten wandelen.’

 

Hond

 

10. Een hond wordt maar sociaal als je hem goed socialiseert

‘Heel wat gezinnen krijgen bij hun puppy een lijst met opdrachten die ze moeten uitvoeren om de pup te socialiseren: gaan wandelen in een drukke straat, de tram nemen, op bezoek gaan bij onbekenden, bezoek ontvangen, naar een kleutertuin gaan… Het idee is dat je de puppy veel prikkels moet geven, want dat het anders nooit goedkomt. Die aanpak houdt een aantal risico’s in, want dit schema houdt geen rekening met de talenten en beperkingen van een individuele pup.’

‘Het socialisatieschema is gebaseerd op een studie uit de jaren vijftig waarin puppies die opgroeiden in een houten doos werden vergeleken met pups die wel aan prikkels werden blootgesteld. Het resultaat was dat pups die maanden in een doos leefden “mentally retarded” bleken. Dus de conclusie die men tot op heden hanteert is: stel pups zoveel mogelijk bloot aan allerhande prikkels. Trein, tram, bus, mensen, auto, knallen enzovoort. Maar is dat wel zo zinvol?’

‘Voor een pup is voorspelbaarheid en veiligheid belangrijk. En dat is mijn boodschap aan nieuwe puppy-eigenaars: zorg dat je pup zich veilig voelt. Observeer je pup en laat hem de wereld verkennen op zijn eigen ritme. Je gaat ook niet met een peuter naar Rock Werchter, of je doet je kleintje tenminste toch een geluiddempende koptelefoon aan. Voor pups geldt hetzelfde: bied ervaringen aan, maar overstelp de pup niet met prikkels. Hondenweides bijvoorbeeld kunnen een heel positieve omgeving zijn, maar het kan ook slecht aflopen als een pup wordt overstelpt met prikkels van honden die stalken, opspringen of te geweldig zijn. Stress is een individuele ervaring: probeer in het hoofd van je pup te kruipen en te bedenken hoe hij of zij het ervaart. Daarom is kennis over hondengedrag zo belangrijk.’

 

Lees ook

Wat kikkers ons kunnen leren over de oorsprong van menselijk haar

Wanneer in de evolutie ontstonden haar en nagels? UGent-onderzoeker Kris Vleminckx toont aan dat het genetische programma om een mensenhaar te maken wel vijftig miljoen jaar ouder is dan gedacht.

Kikker
view

Dierenartsen op zoek naar betere griepvaccins voor de mens

De jaarlijkse griepprik is niet altijd even doeltreffend en daarom is de medische wereld al lang op zoek naar een griepvaccin dat een bredere bescherming biedt. Ook aan de faculteit Diergeneeskunde wordt meegezocht.

Vaccin
view

Een hart voor dieren en een olifantenvel: medewerkers van de Dierenkliniek over hun job

“Als ik een dier kan helpen beter te worden en het terug kan geven aan het baasje, is mijn dag goed”, klinkt het bij dierenartsassistente Stephanie Stockman en studente diergeneeskunde Fleur Manssens. “Maar het loopt niet altijd vrolijk af.”

Dierenkliniek UGent
view

De dierenkliniek renoveert om dezelfde topzorg voor honden en katten te kunnen blijven bieden

De gebouwen en het materiaal van de hospitalisatieafdeling van de Kliniek Kleine Huisdieren van de UGent zijn dringend aan vernieuwing toe.

Diergeneeskunde
view