Moet een spermadonor anoniem blijven?

Heel wat donorkinderen worstelen met hun genetische afkomst, en willen meer weten over de identiteit van hun donor. Heeft elk kind het recht op zoek te gaan naar zijn of haar roots? Of moet een spermadonor anoniem (kunnen) blijven? Professor Veerle Provoost, bio-ethica, en professor Petra De Sutter, fertiliteitsexperte en vice-eersteminister, gaan erover in debat. Een gesprek met heel wat gevoeligheden.

Cells
67-33

In België bepaalt de wet dat spermadonoren anoniem zijn. Maar toen de eerste donorkinderen volwassen werden, bleek dat een aantal van hen op zoek wil gaan naar zijn of haar donor. Er barstte een heel nieuwe discussie los, waarbij de anonimiteit van de spermadonoren onder vuur ligt.

Om te beginnen: hebben donorkinderen het recht om te weten van wie ze afstammen?

Petra De Sutter: “Voor veel donorkinderen is het belangrijk, maar ik zie dat niet als een absoluut recht zoals we dat intussen wel hebben vastgelegd voor adoptiekinderen. Bij adoptie speelt biologische afkomst een rol bij de ontwikkeling van het kind. Bij donorkinderen ligt dat enigszins anders. Hoe absoluut zou zo’n recht trouwens zijn? Wel meer kinderen hebben een andere genetische vader dan ze denken. Moeten we dan bij elke geboorte een vaderschapstest doen? Dat lijkt me zeer ver gaan. Het recht om te weten wie je genetische vader is, weegt hier niet tegen op. Anderzijds hebben we een andere situatie bij donorkinderen omdat er artsen of andere professionele zorgverleners betrokken zijn bij de bevruchting. Daarom kunnen we voor die kinderen wel het beste doen en hen een mogelijkheid bieden om hun afkomst te traceren. Een mogelijkheid die we voor iedereen moeten openhouden. Zelfs al heeft maar een kind op de tien nood aan die informatie.”

Veerle Provoost: “Je gebruikt het woord ‘vader’, maar kunnen we hier wel over een vader spreken? Voor mij gaat dat te ver. Zolang we termen als ‘biologische vader’ en ‘genetische vader’ gebruiken, haspelen we een aantal dingen door elkaar. Ook het woord ‘vaderschapstest’ is volgens mij fout. Stel: zo’n test wijst uit dat een man die zijn kind al twintig jaar lang opvoedt niet de vader is. Dan zijn we het er toch over eens dat onze interpretatie van die test niet klopt? De sociale vader, dat is de echte vader. We leggen te veel nadruk op het genetische. De spermadonor is hun vader niet. Daarom vind ik dat het hier niet om een recht gaat om te weten van wie ze afstammen. Dat is een heel ander verhaal dan bijvoorbeeld het recht op respect voor familie- of gezinsleven.”

"De sociale vader, dat is de echte vader. We leggen te veel nadruk op het genetische. De spermadonor is hun vader niet. "
Veerle Provoost
Veerle Provoost
67-33

Te veel nadruk op de genetische band, terwijl we niet over ‘vaders’ en dus ‘afstamming’ kunnen spreken. Kan je daarin volgen, Petra?

Petra De Sutter: “Puur juridisch gezien is een donor effectief geen vader. Toch kunnen we niet ontkennen dat er een genetische band is tussen de donor en het donorkind. We moeten ons dan afvragen: welke rechten of plichten ontstaan uit die genetische band? Als we het juridisch bekijken, is dat heel duidelijk: geen. Maar hoe zit dat ethisch of psychologisch? Voor een aantal kinderen blijkt die genetische band toch van belang te zijn.”

Veerle Provoost: “Ik vind dat we ook empirisch moeten kijken naar dat belang. Hoe drukken mensen dat uit? Gaat het over een wens, of eerder een nood? Wat is de schade als die wens of nood niet vervuld wordt? Ethisch gezien is daar een groot verschil tussen. Ik vraag me echt af of we die nood niet te veel zelf creëren, net door de nadruk te leggen op dat genetische.”

Petra De Sutter: “Maakt dat uit? Een wens kan een nood worden - en zodra die nood er is, moeten we daar rekening mee houden. Zelfs al gaat dat over een minderheid. In ethische discussies tellen die verhoudingen niet. We kunnen aannemen dat het voor minstens een aantal kinderen van belang is om de gegevens van hun donor te kennen. En dat het hen zou kunnen schaden als ze het niet weten.”

Petra De Sutter
"We kunnen aannemen dat het voor minstens een aantal kinderen van belang is om de gegevens van hun donor te kennen. En dat het hen zou kunnen schaden als ze het niet weten."
Petra De Sutter
33-67

Als we het omdraaien: moet die anonimiteit overeind blijven?

Veerle Provoost: “Ik ben geneigd de anonimiteit deels te behouden. Als we de anonimiteit willen opheffen, moeten we rekening houden met de mogelijke gevolgen. Spermadonoren kunnen ook rechten opeisen, zoals het recht om later de donorkinderen te ontmoeten. Of meer nog: ze krijgen een heldenstatus omdat ze de wensouders een kind hebben gegeven. Zulke verhalen hoor je in landen met een open donorbank, zoals Groot-Brittannië en Australië. Mensen krijgen er scheefgegroeide verwachtingen – en dan neemt de kans toe dat zo’n confrontatie tussen donor en donorkind negatief uitdraait.

Petra De Sutter: “Ik weet niet of dat een argument is. Mensen die met verkeerde ideeën het traject als donor beginnen, kan je weigeren. Een goede screening kan heel wat problemen voorkomen. De verhalen over scheve verwachtingen komen uit landen waar donorschap helemaal gecommercialiseerd is, en er geen goede screening of begeleiding is. Ik ben voorstander van een open donorbank, maar dan met reglementaire kaders om een aantal misbruiken of ontsporingen te voorkomen.”

"Ik ben voorstander van een open donorbank, maar dan met reglementaire kaders om een aantal misbruiken of ontsporingen te voorkomen."
Petra De Sutter
Petra De Sutter
67-33

Hoe zouden jullie het donorsysteem dan concreet invullen?

Veerle Provoost: “Welk systeem we ook installeren: als maatschappij moeten we de sociale vader, de wensvader dus, erkennen en blijven erkennen als de echte vader. Zodat niemand de spermadonor ziet als een uitgesteld vaderfiguur. Daarom ben ik niet overtuigd van het verplichten van een open donorsysteem en zou ik beide systemen naast elkaar laten bestaan. Hoe dat precies werkt? Dat weet ik niet goed. Je kan de kinderen alleszins niet zelf laten kiezen, iemand moet die keuze voor hen maken. Uiteindelijk is er een soort van discriminatie bij élke geboorte: niemand heeft iets te zeggen over waar we ter wereld komen. Hier kunnen we wél het kader kiezen, en daarbij moeten we onze morele verantwoordelijkheid nemen.”

Petra De Sutter: “Ja, maar Veerle, dan laat je twee types van donoren toe. Dan krijg je twee soorten kinderen: degenen die geen en degenen die wél toegang krijgen tot identiteitsgegevens. Dan ga je inderdaad discrimineren, want op basis van wat beslis je wie in welk systeem zit? Het klopt wat je zegt: niemand kiest waar hij of zij geboren wordt. Maar hier kies je dan als overheid of als zorgverlener echt voor een systeem dat discriminatie veroorzaakt. Terwijl we er net alles aan doen om discriminatie weg te nemen. Daarom pleit ik voor één systeem, waarbij het kind zelf informatie opvraagt als het die behoefte heeft.”

Veerle Provoost: “De wensouders kiezen dan voor een systeem in plaats van hun kinderen, hé. Maar ik begrijp je punt. Het is inderdaad niet vanzelfsprekend.”

Veerle Provoost
"Uiteindelijk is er een soort van discriminatie bij élke geboorte: niemand heeft iets te zeggen over waar we ter wereld komen."
Veerle Provoost
33-67

Veerle, je lijkt nog niet volledig overtuigd?

Veerle Provoost: “Nee, ik heb nog een argument om deels anonieme spermadonoren te behouden. Denk je niet dat we een tekort krijgen aan donoren als je de anonimiteit opheft? In Groot-Brittannië scheppen ze er altijd over op dat het aantal donoren niet achteruit ging sinds hun open donatiesysteem. Maar de vraag is zoveel groter, omdat er ook steeds meer lesbische koppels en alleenstaanden wensouder zijn, terwijl het aanbod niet mee stijgt. De vraag is: wat doe je daarmee?”

Petra De Sutter: “Ik geloof dat daar oplossingen voor zijn. We moeten in zo’n systeem wel rekening houden met een aantal randvoorwaarden. Een donorregister aanleggen waarin we de gegevens van de donoren bijhouden: dat is al een eerste basisvoorwaarde. Ten tweede moeten we als overheid wel wat inspanningen doen. Donorrekrutering om een eventueel tekort aan te pakken, verplichtingen vastleggen rond screening en begeleiding, vergoedingen vastleggen zodat centra elkaar niet beconcurreren, enzovoort. Alleen zo kan een open donorsysteem bestaan. Voor mij is het Nederlandse systeem relatief goed: daar zijn donoren anoniem voor de wensouders en kan het donorkind vanaf zijn zestiende de gegevens opvragen.”

Veerle Provoost: “Daar kan ik me wel in vinden: als die voorwaarden ervoor kunnen zorgen dat we die genetische band niet overwaarderen. Daarom is voor mij een debat over ons taalgebruik ook noodzakelijk, zodat we niet over een ‘genetische vader’ blijven spreken.”

Veerle Provoost studeerde af in 1997 als licentiaat in de wijsbegeerte, en in 2000 in de gerontologie. Vroeger vond ze het heerlijk om buiten te studeren, bijvoorbeeld in het parkje aan de Veergrep. In Het Salon kon ze uren zitten met een koffie of een soepje - eerst als student, later als prof tijdens overlegmomenten.

Petra De Sutter studeerde af in 1987 bij de faculteit Geneeskunde. Haar specialisatie gynaecologie rondde ze af in 1994. Haar favoriete plek aan de UGent is het binnenplein van het conservatorium aan de Biezekapelstraat. “Het is een magische plek.”

Lees ook

Nu de eerste COVID-vaccins zijn goedgekeurd, zullen lopende studies een paar moeilijke keuzes moeten maken

Niet alleen de wereldwijde ongelijke toegang tot vaccins of lokale prioriteringscriteria voor het ontvangen van een vaccin bieden stof tot nadenken. Ook voor klinische studies naar coronavaccins zien Sigrid Sterckx en Wim Van Biesen ethische vragen rijzen.

vaccinatie
view

Wordt je smartwatch je nieuwe huisdokter?

Kan je de diagnose van een app even goed vertrouwen als die van een arts? Wat gebeurt er zoal met je persoonlijke gegevens? Een onderzoeksteam onder leiding van Heidi Mertes, docent medische ethiek, buigt zich de komende jaren over de ethische bezorgdheden die al die vragen oproepen.

Smartwatch
view